Een paar vragen aan Dai en Derek
De overheid adviseert burgers een noodpakket voor 72 uur in huis te hebben. Hoe realistisch is de oorlogsdreiging?
Goede vraag. Voor veel mensen voelt het misschien overdreven, zo’n noodpakket. Toch is het geen kwestie van doemdenken, maar meer van realiteitszin. De klassieke tanks-over-de-grensoorlog lijkt ver weg, maar hybride oorlogsvoering is allang begonnen – zoals cyberaanvallen, economische druk en informatieoorlog. In Finland en de Baltische Staten is die dreiging heel tastbaar. Daar is het heel normaal dat burgers voorbereid zijn op noodsituaties.
Maar ook wij hier lopen serieuze risico’s, andere dan alleen oorlog: een toenemende kans op dijkdoorbraken, overstromingen of extreme droogte door klimaatverandering. Of grootschalige stroomuitval door een ongeluk of sabotage. We zijn zó afhankelijk van infrastructuur dat een paar uur chaos onze samenleving al laat piepen en kraken.
Jullie vinden een noodpakket onmisbaar, maar benadrukken daarnaast het belang van mentale weerbaarheid. Wat bedoel je daarmee?
Nou, een noodpakket is een goed begin, maar geen eindpunt. De echte uitdaging begint ná die eerste 72 uur. Dan heb je meer nodig dan water, voedsel en een radio op batterijen. Dan draait het om mentale weerbaarheid. Dan hebben we het over de skillset van een overlever. Kun je rustig blijven onder druk? Kun je improviseren als dingen anders lopen? Kun je omgaan met chaos, in plaats van erin vast te lopen?
Laurence Gonzales beschrijft in Deep Survival twaalf principes die overlevers gemeen hebben. Denk aan: accepteer onmiddellijk de realiteit, wees nederig, blijf actief, help anderen. Het is niet altijd de sterkste die overleeft, maar degene die zich het beste aanpast, die mentaal flexibel blijft. Weerbaar zijn betekent: in stressvolle situaties kalm blijven, ook als het systeem faalt. Zelf leiderschap tonen en zorgen dat je voor jezelf én voor anderen van waarde blijft.
Ook jongeren kunnen hun weerbaarheid trainen. Gaat dat op dezelfde manier als volwassenen?
Jongeren zijn vaak veerkrachtiger dan ze zelf denken. Hun brein is flexibel, hun herstelvermogen groot. Ze hebben geen compleet ander programma nodig dan volwassenen, maar wél een aanpak die past bij hun ontwikkelingsfase.
Ze moeten leren geloven in zichzelf en ervaren: ik kan dit aan. Dat bereik je door ze uit te dagen op een veilige, maar niet comfortabele manier. Met kleine overwinningen, fysieke en mentale prikkels, en vooral: ruimte om te ontdekken wie ze zijn als het moeilijk wordt.
Weerbaarheid begint bij kennen en erkennen van je eigen kracht. Jongeren hebben die kracht vaak al in huis, wij hoeven ze alleen te helpen hem te vinden en te versterken.